“Ik ben zo lui!” klaagt mijn coachingscliënt Henriette tijdens haar sessie op vrijdagmiddag 15.00 uur. Er is die ochtend in haar eigen ogen te weinig uit haar handen gekomen. Als coach van mensen met een strenge innerlijke criticus zoek ik naar objectiviteit. Wat heeft Henriëtte de afgelopen werkweek gedaan? Ze pakt haar agenda erbij en somt haar werkzaamheden op. Een hele hoop. “En afgelopen weekend?” Henriëtte bladert terug. “Oh, zaterdag en zondag heb ik vrienden geholpen met verhuizen. Maar zondagavond ben ik nog wel naar de film geweest. En vorige week was ook een crazy werkweek.” Mijn conclusie: Henriëtte is helemaal niet lui, ze is gewoon moe.
Het oordeel van de innerlijke criticus (“ik ben lui”) kan in de plaats komen van je directe ervaring (“ik ben moe”). Wie het lastig vindt om zijn gevoel toe te laten, neigt soms tot oordelen. Met behulp van een oordeel kun je namelijk je gevoel op een afstand houden: een deksel op een snelkookpan. Henriëtte veroordeelt zichzelf, omdat ze het lastig vindt om dat loden gevoel in haar ledematen en dat overvolle gevoel in haar hoofd toe te laten.
We doen het niet vaak: een halfuur op de bank zitten om ons gevoel de ruimte te geven. Meestal nemen we geen rust als we verdrietig zijn, boos, bang, of in de war. De uitdaging is om die donkere wolk boven ons hoofd op te merken, de schaduw over ons bestaan te laten vallen en het nare gevoel daarna weer te laten overwaaien.
Als je leeft alsof je geen gevoel hebt en je lichamelijke ervaring niet telt, dan is de balans zoek. Je hoofd maakt overuren en je lichaam mag niet meedoen. Daarmee ontbreekt er een dimensie in je leven.
Juist als je veel over jezelf oordeelt of jezelf opjaagt, is de kans groot dat je je gevoel ontkent. Een paar voorbeelden. Vind je jezelf een sukkel en vermijd je daarmee de spijt in je hart? Noem je jezelf ‘vergeetachtig’, maar ontken je dat je last hebt van stress? Jaag je jezelf op om anderen te helpen en ga je daarmee voorbij aan je gevoelens van machteloosheid?
Misschien heb je jezelf aangeleerd om je gevoelens en ervaringen te onderdrukken. Hoe kun je dat veranderen? Merk je dat je jezelf veroordeelt en niets voelt, vraag je dan af wat je zou kunnen voelen. Er zijn vier hoofdemoties: blij, bang, boos en verdrietig. Die geven grofweg een richting aan. Daarna komt de nuance: ‘ik voel me verheugd, maar tegelijk wat bang’, ‘ik voel me bezorgd en verdrietig’, of: ‘ik voel me enthousiast en ook een beetje zenuwachtig’.
Wie zijn gevoelens werkelijk durft toe te laten, hoeft deze niet langer te onderdrukken met een hard oordeel. En waar gevoel is, kan mildheid en begrip opkomen. Henriëtte liet uiteindelijk haar vermoeide gevoel toe: “Pfff, wat ben ik moe. Logisch ook eigenlijk, als ik zie wat ik allemaal voor elkaar heb gekregen. Dit weekend maar eens flink uitslapen.” Toen Henriëtte het lood in haar ledematen toeliet, was het loodzware oordeel in haar hoofd niet meer nodig.