Hoe betrap je je innerlijke criticus? Vijf manieren

Hoe onderscheid je de opmerkingen van de innerlijke criticus van je andere gedachten? Wanneer is nu precies de innerlijke criticus aan het woord?

Het kan verwarrend zijn om dat te bepalen, want soms lijken strenge en gewone gedachten erg op elkaar. Een eerste aanwijzing: de toon van de innerlijke criticus is niet vriendelijk of neutraal, maar hard en gemeen.

Huh, de toon? Ja, de opmerkingen van de innerlijke criticus klinken vaak akelig, als je ze zou uitspreken. ‘Wat ben ik toch dom!’, bijvoorbeeld, dat is er zo eentje. Zoiets zeg je niet tegen je beste vriendin: ‘Wat ben jij toch dom!’

Ten tweede klinken de opmerkingen van de innerlijke criticus nogal stellig en ongenuanceerd. Bijvoorbeeld ‘Ik heb totaal geen gevoel voor muziek’. Grote kans dat dat niet helemaal klopt. Of zelfs helemaal niet klopt. Zwartwit denken leidt vaak tot zelfkritiek.

Gedachten van de innerlijke criticus zijn ook te herkennen doordat je jezelf met een ander vergelijkt. En die vergelijking valt dan altijd ongunstig voor jou uit. In de sportschool bijvoorbeeld. Daar let je innerlijke criticus niet op de beginners, maar wel op iedereen die harder rent of zwaarder tilt dan jij. Vergelijken, dat is kenmerk nummer drie.

En dan nummer vier: er moet ook een belletje bij je gaan rinkelen als een gedachte telkens terugkeert. Je denkt niet één keertje ‘laat ik eens wat vaker opruimen’. Nee, de innerlijke criticus draait een repeterend geluidsfragment in je hoofd af: ‘wat ben ik toch slordig – ik moet hier nodig orde scheppen – het is een puinhoop – ik ben een slons – waarom ruim ik het hier niet eindelijk eens een keertje grondig op?’

Zo, nu het vijfde kenmerk van de innerlijke criticus: het woord ‘waarom’. ‘Waarom doe ik het niet gewoon meteen goed? Waarom kan ik dit niet beter?’ Vervelende vragen waarop het antwoord alleen maar verdedigend kan zijn.

Met deze vijf herkenningspunten kun je de innerlijke criticus leren kennen. Een mooie eerste stap.